-
1 interlace
v. dooreenvlechten; met elkaar verweven[ - lees]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dooreenvlechten ⇒ met elkaar verweven, ineenstrengelen -
2 intertwine
v. dooreengevlochten raken; in elkaar verstrengelen[ - twajn]1 zich in elkaar strengelen ⇒ dooreengevlochten raken/zijn, (met elkaar) verweven zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский